Tijdens de werksessie ‘Toekomstverkenning Groene Metropool 2121’, twee keer op het programma tijdens het regiocongres, werden deelnemers even uit het hier en nu getild om een eeuw vooruit te denken over het zoeken naar balans tussen onder meer woningbouw, droge voeten en natuur. Dat is inspirerend én hartstikke nodig. Conclusie van sessie twee: ‘Bepaal zelf de urgentie voor de urgentie jou bepaalt.”
Er komt de komende 100 jaar veel op ons af. We moeten aan de slag met de energietransitie, een forse bouwopgave, natuurversterking, watermanagement en andere grote ruimtevragers in tijden waarin extremere neerslag en langere warmteperiodes klimaat- en daarmee levensbepalend zullen zijn. Ook in de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen wordt nu al nagedacht over hoe al deze thema’s slim, structureel en liefst in combinatie met elkaar aan te vliegen. “We werpen vanmiddag een blik op 2121”, zegt Ilse Voskamp, Onderzoeker Klimaatbestendigheid bij Wageningen Environmental Research. “Dat doen we door te kijken naar de kwaliteiten van het landschap, zoals de stuwwallen, het rivierengebied en aanwezige hoogteverschillen, en daar vraagstukken in te passen.”
Sprengenbeken en edelherten
Ter illustratie toont Voskamp een mogelijk scenario van ‘sprengenbeken met watervallen voor recreatie en verkoeling, natuur-inclusieve gebouwen van circulair regionaal geproduceerd hout, en per drone vervoerde postpakketten’. “Allemaal aanknopingspunten voor de circulaire, verbonden en ontspannen regio die de Groene Metropoolregio wil zijn. Je kunt ook denken aan wonen in drijvende woningen, aan plekken waar biodiversiteit de ruimte krijgt en overgangen van nat naar droog de verbinding vormen voor edelherten om vanaf de Veluwe richting rivierengebied te komen. En waar dat water kansen biedt voor nieuwe, duurzame landbouwteelten. Al deze voorbeelden geven food for thought en prikkelen hopelijk de gedachten over hoe de regio op lange termijn in te richten.”
Het schip wenden
Om de interactie met de sessiedeelnemers te bevorderen legt Voskamp vier stellingen voor, daarbij begeleid door Harriët Tiemens die de gesprekken met de zaal op gang brengt en houdt. De stellingen gaan onder meer over wat te doen om de rivieren nog meer ruimte te geven, hoe in te spelen op een massale bewonersstroom uit de Randstad, welke natuurmaatregelen nodig zijn bij een ‘Bordeaux-klimaat’ en of we nieuwe moderniteiten zoals zelfsturende auto’s en drones moeten verkiezen boven bestaand, vaak langzamer vervoer. De eerste reactie is van Arjan Snel, provinciehoofd Staatsbosbeheer Gelderland en ‘themaduider’ van dienst. “Zoals Floris Alkemade al zei: de kunst is om van richting te veranderen. Maar kunnen we dat zonder dat er een crisis is? We staan aan de vooravond van een stikstofcrisis die zoveel gaat bepalen. Ik vraag me af: kunnen we, anders dan we tot nu toe deden, nu wel structureel het schip wenden?”
Andere woonvormen
Door naar de antwoorden op de stellingen, waarbij Snel opnieuw het voortouw neemt. “Op de vraag wat te doen als rivieren de volle ruimte nodig hebben, kiezen de meeste mensen voor meebewegen met de rivier en bijvoorbeeld niet voor de komst van superdijken. Ter overweging: dat meebewegen is tot nu toe maar op vijf plekken gelukt. Arnhem en Nijmegen zijn uitgebreid richting het rivierbed, de stuwwallen op de Veluwe zijn tot nu toe ontzien. Dat mensen straks hoog en droog willen zitten, is in dat licht bezien ook best een redelijk standpunt.”
Als het aan de deelnemers ligt, is drijvend wonen over 100 jaar de meest ideale woonvorm, boven het wonen op de Veluwe, speciale terpen en extreem verdichte woonwijken. Toch is niet iedereen het met deze volgorde eens. “In Duitsland worden grote woningen succesvol opgesplitst in appartementen”, luidt een reactie. “In de stad wonen is, met alle bijbehorende infra en voorzieningen, prima te doen, zeker als je op een groene manier wilt verdichten”, zegt iemand anders. Snel: “In Arnhem is hoogbouw nauwelijks bespreekbaar, maar zijn aan de andere kant van de rivier woningen uitgerold. Bij zo’n grote opgave moet je kijken naar andere locaties, maar ook naar andere woonvormen.”
Pijnlijke concessies
Op de derde vraag ‘wat te doen als we met onze natuurgebieden Bordeaux-klimaat krijgen?’, geniet bij deelnemers de ontwikkeling van rivierdeltanatuur de voorkeur boven de optie om de natuur de natuur te laten. Snel: “De Ooijpolder is een mooi voorbeeld van hoe je beide zaken kunt combineren. Vaststaat dat er een oplossing moet komen voor de kwaliteit van de bestaande natuur, onze ideeën over woningbouw en de positie van agrarische bedrijven.” Ook nu volgen verschillende reacties, waarin ook kritische noten worden geplaatst. “Je kunt geen dingen bedenken die er nog niet zijn, maar vaststaat dat we moeten nagaan wat er straks überhaupt nog kan. We zullen moeten inleveren om keuzes te maken.“ Voskamp: “Pijnlijke concessies zijn nodig. Wat schuurt hopen we op tafel te krijgen, als interessante aanknopingspunten voor een nog gerichter toekomstgesprek.”
Hartenkreten
De vierde en laatste vraag over toekomstige mobiliteitsvoorkeuren leveren een woordwolk op waar de termen ‘lopen’ en ‘fietsen’ relatief groot in beeld komen. “Door de inzet van drones en individueel transport wordt het steeds lastiger om elkaar onverwacht te ontmoeten”, zegt iemand. “Daarom moeten we het sociaal aspect van collectief vervoer straks niet vergeten.” Snel: “Hoe gaaf zou het zijn, lopen en fietsen als dominante vervoersvormen, ondersteund door een fijnmazig OV-netwerk. Of het lukt? Ik heb mijn twijfels.” Hartenkreten over hoe het straks moet, zijn er ook, waarbij ‘durven’ en ‘de bereidheid om te veranderen’ meerdere keren worden genoemd. Snel besluit: “Het is al lastig om de koers voor 10 jaar te bepalen, laat staan voor een eeuw. Daarom: breng focus aan, bedien niet alles en iedereen en bepaal zelf de urgentie voor de urgentie jou bepaalt.”
Te weinig ruimte
Ook tijdens de eerste werksessie, maar dan met twee andere ‘duiders, was volop discussie over hoe in te spelen op een toekomst die vraagt om, liefst snelle, verandering en dus actie. Zo vond Floris Alkemade, eerder spreker tijdens het plenaire congresgedeelte, dat er relatief weinig wordt gekozen voor extreme verdichting als oplossing voor de woningopgave. Dit terwijl Nederlandse steden, vergeleken met andere Europese landen, een hele lage dichtheid hebben. “Parijs is de meest dichtbevolkte stad van Europa en toch heel leefbaar. Qua opties is verdichten de meest eenvoudige manier om extra woningen te realiseren; het vraagt de minste ruimte.” Peter Drenth, CDA-gedeputeerde Provincie Gelderland en mede-discussieleider, stond onder meer stil bij ‘de kunst van het kiezen’. “Ook de provincie probeert alle opgaven aan elkaar te relateren. Wat blijkt: voor onze ambities op het gebied van wonen, natuur, landbouw een energie hebben we twee keer Gelderland nodig. Dat kan niet. We zullen keuzes moeten maken, er is gewoonweg te weinig ruimte.”